vrijdag 14 november 2014

Zwangere vrouw 'Queen of Care'


Het is evident dat zwangerschap en baring optimaal moeten verlopen voor een zo gezond mogelijk nageslacht. De WHO stelt dat ‘het meest belangrijke doel en de verantwoordelijkheid van verloskundigen en artsen is te streven naar normaal verloop van zwangerschappen en het normaal houden van baringen’ (WHO, 1996, 2009). Dit, omdat zwangerschap, bevalling en kraambed fysiologische processen zijn die meer sociaal dan medisch van aard zijn. Het is een ‘life changing event’. De begeleiding moet daarop aansluiten en primair sociaal - en secondair medisch gericht zijn.
Dat is nog niet het geval in Nederland.


Permalink voor ingesloten afbeelding


Over reeksen van jaren zijn vooral medisch technische programma’s en meetinstrumenten
ontwikkeld, die bevestigen of ontkennen dat het proces normaal verloopt. Dat maakt de huidige zwangerschapszorg door verloskundigen en artsen strikt medisch van aard en wordt er voorbij gegaan aan de sociale component, met name aan de in de zwangerschap toenemende behoeften van zwangere vrouwen aan vertrouwde relaties en hechtere sociale banden c.q. sociaal medische support van iemand die ze leren kennen.

Vrouwen hebben, meer dan mannen, behoefte aan de opbouw van persoonlijke relaties, omdat ze inter-persoonlijk georiënteerd zijn (van Vugt, de Cremer & Janssen, 2007). Voor zwangere vrouwen geldt dit des te meer, door evident toenemende behoefte aan vertrouwde relaties en hechtere sociale banden, door fysiologische neuro hormonale veranderingen, naarmate de zwangerschap vordert (Kim, Mayes, Wang, et al., 2010; Kosfelf, Heinrichs, Zak, et al., 2005). 
 
Relatieopbouw van zwangere vrouwen met een eigen verloskundige of arts tijdens de
zwangerschap heeft een significant positief effect op de uitkomsten. Daar waar in zorgsystemen geen relatieopbouw structureel geboden wordt treden meer voortijdige bevallingen op, wordt er significant vaker tijdens de zwangerschap verwezen naar specialisten, vinden er meer interventies plaats en suggereren de meest recente bevindingen dat vrouwen minder vaak spontaan starten met de à terme bevalling (Oudshoorn, 2014; Sandell, Soltani, Gates, Shennan & Devane, 2013).

Conclusie: het actief bevorderen van normaal verloop van de zwangerschap en het normaal houden van de baring met persoonlijke continuïteit van een begeleider zorgt voor beter verloop van de zwangerschap en vaker spontaan en zonder interventies baren. Dat vermindert korte en lange termijn effecten, morbiditeit, bij moeder en kind, houdt ze gezond en reduceert de zorgkosten (Bell, Erickson & Carter, 2014; DBC, 2014; Dahlen, Kennedy, Anderson, et al., 2013; Olza-Fernández, Marín Gabriel, Gil-Sanchez , et al., 2014; Tracy & Tracy, 2003).

Daarom ‘Iedere zwangere vrouw haar eigen verloskundige of arts vanaf het prille begin tot aan het einde van de zwangerschap’.

 

Doen
1.      Bereken hoeveel tijd het kost als een vaste verloskundige of arts een bepaald aantal zwangere vrouwen per jaar individueel in uw praktijk of team tijdens de gehele zwangerschap, inclusief minimaal twee huisbezoeken (in de 1ste lijn), begeleid. Neem een uur voor de intake en de huisbezoeken en een half uur voor de reguliere consulten en tel daar twee extra consulten bij op voor e.v. extra support.

2.      Zoek naar een afspraakboek, computer afspraak programma of ontwerp zelf een programma dat continuïteit van personen faciliteert.

3.      Ga de dialoog aan met collega’s en vrouwen in eigen praktijk of team, om het zorgconcept van continuïteit van personen met vrouwen te bespreken, om het in te voeren.

4.      Begin en hou vol. Het starten met doorlopende en meer sociaal gerichte begeleidingen kan aanvankelijk zwaar vallen, omdat het zorgpatroon vraagt om een volgende aandachtige houding. De vrouw moet doorlopend leidend zijn in de relatie (zie theoretische onderbouwing). Vrouwen spreken altijd als eerste en dienen volledig te kunnen uitspreken. Daardoor krijgen zij ruimte om in eigen woorden de situatie of e.v. probleem te verwoorden en voorzien zij de professional van betere informatie. De professional moet zich onthouden van onderbreken en praktische adviezen. Aandachtig luisteren, samenvatten wat de vrouw zegt en doorvragen ´met open vragen´ en ‘hoe’ en ‘wat’  vragen zal vrouwen stimuleren zelf na te denken en zorgvuldig te formuleren. Zo komen vrouwen tot nieuwe inzichten. Een snel volgend contact, bij een geconstateerd probleem, om er nogmaals over te spreken is behulpzaam en voldoende sociale steun. Bij een vervolg contact blijkt nogal eens dat vrouwen meer oplossingsgericht zijn dan we vermoeden.

5.       Maak een werkafspraken agenda voor praktijk of team voor onderlinge professionele support en overleg. Inspireer elkaar doorlopend in het volgend zijn aan vrouwen en blijf bij het patroon dat vrouwen steeds dezelfde verloskundige of arts, vanaf de intake tot aan de bevalling en tijdens alle huisbezoeken, treffen.

6.     Documenteer alle contacten, handelingen en besproken items met vrouwen consistent in het dossier. De vrouw heeft toegang tot dit dossier.  

7.      Evalueer in praktijk of team, vrouwen en professionals, 2, 4, 6 en 10 maanden na de start met continuïteit van personen in praktijk of team, om de voortgang te bespreken en praktische problemen direct op te lossen.

8.      Neem deel aan Netwerk bijeenkomsten. Aanmelden network.woman@planet.nl.

Doorlopende relaties in de 1ste, 2de en 3de lijn verloskunde zijn toepasbaar bij part – time werken, ook met een minimaal aantal werkuren.

 
Literatuur

·          Bell, A.F., Erickson, E,N., & Carter, S. (2014). Beyond Labor: The Role of Natural and Synthetic Oxytocin in the Transition to Motherhood. J. Midwifery Womens Health, 59, 35–42.

·          DBC. (2014). Diagnose behandeling combinatie. Inzicht in zorg prestaties. http://www.dbconderhoud.nl/dbc-onderhoud-nieuws/nieuws-algemeen/site-open-dis-data-biedt-inzicht-in-behandeldata-ziekenhuizen/menu-id-183115.

·          Dahlen, H.G., Kennedy, H.P., Anderson C.M., et al. (2013). The EPIIC hypothesis: Intrapartum effects on the neonatal epigenome and consequent health outcomes. Medical Hypotheses, 80, 656–662.

·           Dunbar, R.I.M. (2004). Gossip in Evolutionary Perspective. Review of General Psychology, 8, 2,100–110.
     
·          Kim, P., Mayes, L.C., Wang, X. et al. (2010). The plasticity of human maternal brain: longitudinal changes in brain anatomy during the early postpartum period. Behavioral Neuroscience ,  124, 5, 695- 700.

·          Kosfelf, M., Heinrichs, M., Zak, P.J. et al. (2005). Oxytocin increases trust in humans. Nature,  435, 673-676.

·          Oudshoorn, C. (2014). Verloskunde in Nieuw Zeeland en Nederland na een tweesprong. Globale uitkomsten van verloskundige zorg in twee landen. Onderzoek in bewerking.

·          Sandell, J., Soltani, H., Gates, S., Shennan, A., Devane, D.(2013). Midwife-led continuity models versus  other models of care for childbearing women (Review). Cochrane Database of Systematic 2013,  Issue 8.

·           Tracy, S,K., & Tracy, M. (2003). Costing the cascade: estimating the cost of increased obstetric intervention in childbirth using population data. Br. J. Obstet. Gynaecol., 110, 71724.

·          van Vugt, M., de Cremer, D., & Janssen, D. (2007). Gender differences in cooperation and competition: The male warrior hypothesis. Psychological Science, 18, 19-23.

·          WHO. (1996). Care in normal Birth: a practical guide. Maternal and newborn health/safe motherhood unit, family and reproductive health. World Health Organization: Geneva.  http://whqlibdoc.who.int/hq/1996/WHO_FRH_MSM_96.24.pdf

·          WHO. (2009). Working with individuals, families and communities to improve maternal and unborn health. WHO department of making pregnancy safer. World Health Organization: Geneva.

 

zondag 11 mei 2014

Anders, samen en beter in de nieuwe verloskunde

 

‘Tien Tips’

 
1.       Onderscheid stimuleert elkaar om bij de les te blijven. Echelonering behouden en over de grenzen van de echelons heldere werkafspraken maken. Gezamenlijk komen tot een breed gedragen omschrijving van de fysiologische zwangerschap, baring en kraambed 1,2. Term integrale verloskunde schrappen.   

2.       Relatie opbouw. Ken de mensen met wie je samenwerkt. Voor alle vrouwen maximaal twee bekende professionals en structureel één op één contacten van ten minste 15 minuten met die bekende professional gedurende de gehele zwangerschap in alle echelons. Indien gewenst/mogelijk bekende professional tijdens de bevalling 2,3.

3.       Gebruik EB ijkpunt dagelijkse praktijk. Gebruik ‘Tien Top Tips voor normaal bevallen’ 4.

4.       Menskracht voor aandacht. Meer instroom van verloskundigen in de 1ste lijn. Meer studieplaatsen en het aantrekkelijker maken van het werken in de 1ste lijn d.m.v. caseload verloskunde contracten (LMC contracten). Potentieel van 40+ verloskundigen beter benutten (ervaring en levenswijsheid). GVO- en psycho-sociale trajecten opzetten, zodat verloskundigen beter de leefomgeving van vrouwen die zij bedienen leren kennen 5.

5.       Tijd en geld voor aandacht. Verlagen caseload vrijgevestigde verloskundigen van 105 naar 45/35 eenheden per jaar  6,7,8.

6.       Focus op fysiologie en normaal bevallen. Verlagen of gelijk houden instroom specialisten in opleiding obstetrie. Volume 2de en 3de lijn niet verhogen.

7.      Gebruik kennis en inzicht baringsmechanismen en de neuro - fysiologie. Speciale scholing en verdieping van de kennis over de fysiologie en neuro- hormonale fysiologie om zwangerschappen, baringen en kraambedden beter te laten verlopen 4,9,10.

8.       Beseffen eigen impact op vrouwen. Gestructureerde samenwerking met vrouwen. Vrouwen actief betrekken bij directe zorg, VSV’s, onderzoek en innovatie 5.

9.       Vertrouwen en zinnige zorg. VIL, Verloskundige Indicatie Lijst opschonen.

10.   Thuis is OK. Thuisbevalling niet extreem promoten. Optie gepland thuis bevallen blijvend gebruiken 11.
 
Literatuur

1 Roman, B. &.  van den Wijngaart, M. (2011). Naar een nieuwe balans in de geboortezorg   Strategische verkenning van optimalisatiemogelijkheden van de verloskundige zorg tijdens preconceptie, zwangerschap, bevalling en kraamperiode. IVA, beleidsonderzoek en advies,Tilburg.

2 Oudshoorn, Tine. (2010). Duurzame verloskunde. Tijdschrift voor verloskundigen,35:11:49-50.
3 Oudshoorn, C. (2003). Bevorderen spontane bevallingen, het verhogen van effectiviteit van vrouwen door partnership. Literatuur onderzoek voor het opzetten van een quasi experimenteel onderzoek. Faculteit sociale wetenschappen, Open Universiteit Nederland.

4 Keijzer Gré & Oudshoorn Tine (2009). Tien Top Tips voor normaal bevallen. Tijdschrift voor verloskundigen,34(1):142-143. http://vvah.artsennet.nl/Nieuws/Tien-TOP-Tips-NORMAAL-BEVALLEN-HAPPY-BIRTH.htm

 5 Hendry, C. (2003). Midwifery in New Zealand 1990-2003: the complexities of service provision. Proefschrift. University of Technology, Sydney, Australië. Faculty of Nursing, Midwifery & Health. http://epress.lib.uts.edu.au/dspace/handle/2100/256.

 6 Radical midwives, UK (2012). Caseload  midwifery vision. http://www.midwifery.org.uk/wp-content/uploads/2013/02/The-Vision-2013.pdfndities.

7 NSW, Ministry of Health, (2012). Midwifery Continuity  Carer Model Tool-kit. http://www0.health.nsw.gov.au/pubs/2012/pdf/midwifery_cont_carer_tk.pdf

 8 NZCOM, (2014).Definition en scope of practice.  http://www.midwife.org.nz/in-new-zealand/definition-and-scope-of-practice/

 9 McNabb, M. (2014). Biologische en psycho-sociale aspecten van de voortplanting. Aangeboden ongepubliceerd artikel.
10 McNabb, M. (2011). Opportunity for midwives to contribute towards a reduction in perinatal mortality.  An educational research model proposal. Ongepubliceerd bijscholing programma.

11  de Jonge, A., Mesman, J.A.J.M., Manniën J., Zwart. J.J., van Dillen, J., van Roosmalen, (2013). Severe adverse maternal outcomes among low risk women with planned home versus hospital births in the Netherlands: nationwide cohort study. BMJ, 346:f3263. doi: 10.1136/bmj.f3263 (Gepubliceerd  13 juni 2013).

 

 

vrijdag 7 februari 2014

Inleiden, kan dat niet wat minder vaak?

De druk op vrouwen via professionals door protocollen zijn meest hinderlijk voor vrouwen die à terme zijn. Het maakt vrouwen en hun omgeving onzeker en bang, wat het spontane begin van de bevalling in de weg staat door oxytocine inhibitie. Het vertrouwen vermindert van vrouwen en daarmee vermindert de natuurlijke oxytocine flow. Ook het inleiden zelf is een ontkenning van wat fysiologische verloop van de zwangerschap en het normale begin van de bevalling moet zijn. Geduld zei Kloosterman ....... maar er is meer. 
Wij mensen krijgen evolutionair gezien nogal premature baby’s met erg grote hoofden.
Voor het welbevinden en de goede start van dat hulpeloze nog ongeboren kind met een relatief grote hoofd, vindt er ruim voor de bevalling mede onder invloed van onbekende en bekende stoffen als melatonine, uitstoot van oxytocine plaats, hetgeen de bevalling spontaan en op het juiste moment doet beginnen, vlot doet verlopen en moeder en kind beschermt.
Ruim voor de bevalling is al zichtbaar dat er oxytocine- uitstoot plaatsvindt bij de as moeders. Veel moeders lopen dan over van liefde voor hun ongeboren kind (Bergqvist, Katz-Salamon, Hertegard, Anand, Lagercrantz, 2010; Ceanga, Spataru & Zagrean, 2010; Khazipov, Tyzio & Ben-Air, 2008;  Mazzuca, et al., 2011).
Na de bevalling zorgt de grote hoeveelheid circulerende oxytocine voor de binding tussen moeder en kind, de vlotte geboorte van de placenta, de preventie van excessief bloedverlies en het toeschieten van de borstvoeding. Direct na een spontane bevalling kunnen vrouwen spontaan en zichtbaar collostrum produceren.
De medische wetenschappen achten het kunstmatig toedienen van het aanvankelijk natuurlijk verkregen oxytocine (pitruitrine) en nu de synthetische oxytocine voor, tijdens en na bevallingen al generaties ongevaarlijk, zonder dat langdurige effecten zijn onderzocht (Clark, Simpson, Knox, & Garite, 2009; Viero, et al., 2010). Bewezen is dat het toedienen van synthetische oxytocine aan de moeder tijdens de bevalling directe negatieve invloed heeft op het sociale gedrag (zoekgedrag) van haar nieuwgeborene na de bevalling (Olza Fernández, et al., 2012). Mogelijk treedt bij een percentage van de kinderen die blootgesteld worden aan extra oxytocine een blokkade op van het feedbacksysteem met lange- termijn effecten.
Dus allereerst is het zinnig om zuinig te zijn met synthetische oxytocine en is het ons geboden te zorgen voor een fysiologisch en spontaan begin van de bevalling. Hoe en wat?
Gedurende de zwangerschap wordt aanvankelijk de oxytocine productie geremd door progestagenen. Later in de zwangerschap vinden er in de moederlijke hersenen een aantal opvallende veranderingen plaats. Daardoor hebben vrouwen, naarmate de zwangerschap vordert, een verhoogde behoefte aan vertrouwde relaties en hechtere sociale banden (Kim, et al., 2010; Kosfelf, et al. 2005). Vrouwen zoeken al eeuwen tijdens zwangerschap en bevalling steun bij ervaren genereuze vrouwen. De onbaatzuchtige steun (partnership) en relatieopbouw bevordert bij zwangere vrouwen het herstel of de toename van vertrouwen in eigen kunnen, self-effcicay, motiveert en verhoogt daarmee locus of control, hun vertrouwen in de goede afloop van de bevalling wat van groot belang is om goed door de a.s. bevalling heen te komen (Murphy – Lawless 1998; Oudshoorn, 2003). De behoefte van vrouwen aan vertrouwde relaties heeft dus zin, omdat het zorgt voor vertrouwen van vrouwen en daarmee natuurlijke oxytocine uitstoot die de bevalling spontaan doet beginnen.
Door verbreding en verdieping van de kennis over de fysiologische neuro-hormonale situatie en veranderingen in paren en leren in te spelen op de fysiologische cyclus die vrouwen en hun partners doorlopen gedurende de zwangerschap, is inleiden te voorkomen. Zo zorgt een eenvoudige Zweedse of ontspanningsmassage aan het eind van de zwangerschap al voor voldoende oxytocine uitstoot om de balans te herstellen. Wat zou het mooi zijn als daar gebruik van gemaakt gaat wordt, in plaats van te vroeg te gaan strippen en psychologisch de druk opvoeren 'een wekelijkse massage'. Ook bewust het vertrouwen van vrouwen stimuleren is goed voor een spontaan begin van de bevalling.
Drs. Mary McNabb verloskundige en fysioloog verzorgt met ervaren trainers een leercyclus die ook in Nederland te volgen zal zijn door professionals en as ouderparen. Het doel is met de betere kennis uit de neuro-fysiologie, natuurlijker en speelser door zwangerschap, bevalling en kraambed te komen en daarmee het significant reduceren van inleidingen en bijstimuleren van bevallingen.
Het begeleidend onderzoek dat aan deze leercyclus gekoppeld is, moet uitwijzen dat vrouwen  vaker op tijd en spontaan beginnen met de bevalling als zij mee bewegen met de oxytocine en andere hormonale flow gedurende het tweede gedeelte van de zwangerschap. Ook zoekt ze naar meer inzicht door uitwisseling met professionals en paren om onzinnige protocollen te neutraliseren. 
Deze leercyclus loopt al enige jaren in het buitenland. De leercyclus wordt mede begeleid door Midwifery Business; midwiferybusiness@planet.nl (pssst ..... dit is reclame).
Literatuur
Bergqvist, L.L., Katz-Salamon, M., Hertegard, S. Anand, K. J., Lagercrantz, H. (2009). Model of delivery modulates physiological and behavioral responses to neonatal pain. Journal of Perinatology, 29, 44-50.
Ceanga, M., Spataru, A., Zagrean, A.M. (2010). Oxytocin is neuroprotective against oxygen-glucose deprivation and reoxygenation in immature hippocampal cultures. Neuroscience letters, 477, 15-18.
Clark, S. L., Simpson, K., Knox, G, E., Garite, T.J. (2009). Oxytocin: new perspectives on an old drug.  American Journal of Obstetrics and Gynaecology, 200, 35.

Khazipov, R., Tyzio, R., Ben-Air, Y. (2008).  Effects of oxytocin on GABA signalling in the foetal brain during delivery. In: Neumann, I.D., Landgraf, R. (Redacteur). Advances in Vasopressin and Oxytocin. Progress in Brain Research, 170, 243-257.

Kim, P., Leckman, J. F., Mayes, L. C., Feldman, R. W., Xin S., James E.  (2010). The plasticity of human maternal brain: longitudinal changes in brain anatomy during the early postpartum period. Behavioral Neuroscience, 124(5), 695-700.
Kosfelf, M., Heinrichs, M., Zak, P.J., et al. (2005). Oxytocin increases trust in humans. Nature, 435, 673-676.
Mazzuca, M., Minlebaev, M., Shakirzyanova, A., Tyzio, R., Taccola, G., Janackova. S., et al. (2011). Newborn analgesia mediated by oxytocin during delivery. Frontiers in Cellular Neuroscience, 29(1), 44-50.
Murphy-Lawless,  J. (1998). Reading birth and death: a history of obstetrical thinking. Cork: University Press.
Olza Fernández, I., Marín Gabriel, M, Malalana Martínez A., Fernández-Cañadas Morillo A, López Sánchez, F., Costarelli, V. (2012). Newborn feeding behaviour depressed by intrapartum oxytocin: a pilot study. Acta Pædiatrica, 101(7), 749-754.

Oudshoorn, C. (2003). Bevorderen spontane bevallingen, het verhogen van effectiviteit van vrouwen door partnership. Literatuur onderzoek voor het opzetten van een quasi experimenteel onderzoek. Faculteit sociale wetenschappen. Open Universiteit Nederland.
Viero, C., Shibuya, I., Kitamura, N., Verkhratsky, A., Fujihara, H., Katoh, A., et al, (2010). Oxytocin: Crossing the Bridge between Basic Science and Pharmacotherapy. CNS Neuroscience & Therapeutics, 16, 138–156.

maandag 3 februari 2014

Turbulente tijden in de geboortezorg; waar liggen de kansen?

                                     Oude wijn in nieuwe zakken’ 
 

De KNOV, de beroepsorganisatie van verloskundigen, signaleert op landelijk niveau meerdere ontwikkelingen die zorgen baren. In de eerste lijn staat de zelfstandige en autonome positie van de verloskundige ter discussie. De verwijzingen vanuit de 1ste lijnsverloskundige praktijken naar specialisten stijgen door; zichtbaar zijn grote regionale en praktijk verschillen (tussen 30 en 70%). Kleine praktijken met maximaal twee verloskundigen doen het beter (Fontein, 2008). Caseload praktijken doen het nog beter, onderzoek ontbreekt nog. Verder zakt het aantal thuisbevallingen gemiddeld onder de 20%. Ook op dat punt doen kleine - en caseload praktijken het veel beter.

In de kliniek signaleert de KNOV een verdergaande medicalisering en protocollering van de geboortezorg (KNOV, 2014). Enorme verschillen, weinig consistentie (LVR 2) in aantallen ingrepen (Neef, Franx & Wouters, 2011). Dat terwijl rond de 60% van de klinische bevallingen begeleid worden door klinisch werkende verloskundigen (McNabb & Oudshoorn, 2011). Voor klinisch werkende verloskundigen is positionering en erkenning van hun toegevoegde waarde van cruciaal belang. De recente uitkomsten wijzen uit dat klinisch werkende verloskundigen weinig toegevoegde waarde leveren in ons land. Een onthutsend resultaat, dat door een aantal wijzen vrouwen uit de beroepsgroep tien tot 15 jaar geleden werd voorspeld als niet extra aandacht aan hun positie en aan verdieping van de kennis van ‘het normale’ werd besteed. Verder merkt de KNOV, die deregulering stimuleerde, dat in de regio’s inhoudelijk afspraken gemaakt worden waarbij verloskundigen niet altijd goed betrokken zijn bij de besluitvorming en er dus afspraken uitkomen die niet bij de beroepsgroep passen. Hieruit blijkt dat visie en regie ontbrak. Veel VSV’s worden gedomineerd door specialisten en dit werd versterkt door de keuze voor integrale verloskundige zorg. Ereleden van de KNOV hebben hier meermalen voor gewaarschuwd. Verder constateert de KNOV toenemende externe druk van verzekeraars en vrouwen, om de geboortezorg anders vorm te gaan geven.

 Kansen 

Het Nederlandse vakgebied verloskunde worstelt al ruim 20 jaar met de vraag waar het accenten moet leggen; bij 'plaats van bevalling' of 'bevorderen en beschermen van de natuurlijke bevalling'. Ik zie dat vooral de KNOV weinig expliciete doelen geformuleerd heeft over de jaren en er daardoor nauwelijks expliciete keuzes gemaakt zijn. Zoals bij de Maggi reclame, ‘een beetje van de Specialisten (NVOG, 2011) visie met 'een beetje van een beetje van onszelf' (KNOV, 2011)'. Verloskunde is ‘geen dagelijkse kost’ lieve lezer. Verloskunde door verloskundigen richt zich primair op behoud, verbetering en/of herstel van gezondheid van vrouwen en hun families op de korte en lange termijn. Een hoog en gewichtig doel dat beoogd dat vrouwen en hun families gezond leven en vrouwen zich in welbevinden voortplanten. Dat is het eeuwenoude doel en daartoe zijn vroedvrouwen aanwezig in de gemeenschappen sinds de vroegste tijd. Nederland met haar al ruim vóór het jaar 1500 geschoolde vroedvrouwen en vroedvrouwen structuur van zorg, diende lang als ‘best practice’. De visie erachter is ondubbelzinnig verwoord door WHO en ICM en wordt de ‘vroedvrouwenvisie’ genoemd (ICM, 2014; WHO, 1996). 

 
           Goed is ons van tijd tot tijd af te vragen waar het om gaat in de verloskunde van zowel verloskundigen, huisartsen en specialisten in ons land. Zien we nog sporen van de vroedvrouwenvisie en vroedvrouwen structuur van zorg in ons land? We gaan er van uit dat 90% of meer van de vrouwen spontaan kan bevallen. Wij stellen dat bevallen geen ziekte is en vrouwen gezond en in vertrouwen de zwangerschap moeten kunnen doorkomen en thuis kunnen baren (CVZ, 2003). We hebben 10 praktische ‘TOP tips voor normaal bevallen’ (Keijzer & Oudshoorn, 2009). De bevalling moet spontaan en 'op' tijd start starten en we vertrouwen erop dat vrouwen spontaan, zonder interventies en ‘op eigen kracht baren’ en daarna in vertrouwen gaan moederen. Verloskundigen faciliteren dit met preventie, primair en secondair en de specialisten staan vrouwen curatief bij, door geconstateerde problemen adequaat op te lossen, door zorgvuldig gebruik van technische middelen, ingrepen of anderszins om zo min mogelijk iatrogene schade te veroorzaken (Downe, 2004, WHO, 1996). Theorie en praktijk staan hier tegenover elkaar in ons land. Meer ingrepen dan nodig wordt geconstateerd, teveel verwijzingen. Internationaal zijn de WHO, ICM (verloskundigen) en FIGO (specialisten) het er unaniem over eens; niet onnodig medicaliseren, minder techniek gebruiken, continuïteit van zorg (één op één zorg en relatieopbouw) en evidence based werken. Samenwerking van specialisten met verloskundigen is nodig en aangewezen, geen twijfel daarover. Maar de verloskundige zal altijd primair autonoom en in een doorlopende relatie en in samenspraak met vrouwen de processen individueel moeten kunnen faciliteren als standaardzorg. Daar zit de kracht. De vrouw centraal, haar belangen en behoeften volgend en niet de behoeften van een instelling of zorgsysteem, zoals in het medische model van zorg.

De dagelijkse realiteit in ons land is, dat de 'plaats van bevalling' sterk aan het verschuiven is. Ik denk dat de recentste push het promoten via een nieuw protocol van ruggenprikken was. Hierbij is ingespeeld op gemak en ongedefinieerde angst van vrouwen en hun partners voor het baringsproces. Er is verder toenemende behoefte aan controle over de thuisbevallingen, het werkgebied en de verantwoordelijkheid van verloskundigen sinds eeuwen, bij specialisten, die vaak geen thuisbevalling zelfstandig begeleid hebben in hun opleiding. De NVOG pleit voor veiligheid boven vrije keuze (autonomie) van vrouwen en spreekt zich in haar notities uit tegen thuis bevallen (NVOG, 2011). Dit ten spijt van onderzoeken die ondubbelzinnig bewijzen dat thuisbevallen veilig en gezonder is en medicalisering tegengaat. De boodschap van de specialisten echoot beter door naar het publiek dan de boodschap van de verloskundigen. Al in de 60ger jaren, wilde artsen en beleidsmakers de verloskundigen naar de ziekenhuizen trekken om dezelfde reden. De poliklinische bevalling kwam in de mode om die reden, maar zorgde wel voor opvallend veel meer medicalisering van de spontane eerste bevallingen van puur gezonde vrouwen. Meer ziekenhuis bevallingen betekent meer interventies, weten we nu na veel nationaal en internationaal onderzoek. Ja, ook ik ging vrolijk mee met de mode en begeleidde veel poliklinische bevallingen van eerst barenden. Nu weet ik mede door ‘bergen’ evidence, meer inzicht in de fysiologie en andere ervaringen beter.

Wat in die tijd en ook nu nog altijd bij vrouwen speelt is de onbekendheid met bevallen, angst voor bevalpijn en gebrek aan vertrouwen het zelf te kunnen. Praten daarover in een vertrouwde relatie is ‘het’ recept. Bij artsen en verloskundigen is daar weinig oog voor door tekort aan vaardigheden; er is gebrek aan inzicht in fysiologisch verloop, weinig behoefte en schrijnend gebrek aan tijd voor de sociale interactie tussen vrouw en professional om soms triviaal lijkende problemen bespreekbaar te maken. Praten over ‘ditjes en datjes’ heeft zijn functie …..

Tijd besteden aan de opbouw en het onderhoud van een persoonlijke relatie blijkt het instrument te zijn voor meer spontane bevallingen, minder interventies en betere ervaringen van vrouwen. In het huidige tijdsvak is er echt veel meer behoefte aan individuele relaties van vrouwen met professionals dan voorheen, mede omdat het netwerk van de vrouwen veel minder ervaringsdeskundigen bevat, dan vroeger. Verder zijn er nogal wat vrouwen tegenwoordig hoog opgeleid en/of rationeel ingesteld. Gedurende de zwangerschap wordt onder de invloed van neuro-hormonale processen die rationaliteit minder en support van iemand die dat onderkend en benoemd is een reuze hulp. Meegaan met de neuro-hormonale veranderingen en er beter op inspelen helpt vrouwen om goed door de zwangerschap te komen en op tijd en spontaan te bevallen (McNabb, 2010).

                     Opvallend is de schaarse kennis over neuro-hormonale processen in ons land bij verloskundigen en artsen. De KNOV noch de NOVOG bieden scholing op dit punt. De focus in het Vademecum is medisch technisch, de sociaal psychologische zorg is samengevat in één alinea in het Vademecum, over neuro-hormonale processen staat geen woord. Niet zo gek dus dat geboortehuizen, die als paddenstoelen uit de grond rijzen, weinig gebruik maken van de methoden die fysiologisch verloop bevorderen en bevallen in bed daar nog de gewoonste zaak van de wereld is.

Recent wordt centuring pregnancy (groepsbijeenkomsten om vertrouwen van vrouwen te verhogen) omarmt door veel praktijken en gezien als een geëigende oplossing voor betere uitkomsten. Die methode compenseert het gebrek aan relatieopbouw onvoldoende en vult het tekort aan kennis over fysiologisch verloop niet aan.

In Hong Kong zag ik vorig jaar hoe het anders kan. Het door verloskundigen gerunde geboortecentrum in het Universitaire Kwong Wah ziekenhuis heeft jaarlijks 94% spontane bevallingen, waarvan er veel vertikaal plaatsvinden, omdat de verloskundigen zich daar extra bekwaamd hebben in de theorie van het fysiologische verloop van zwangerschap, bevalling en kraambed en methoden gebruiken om het gehele proces beter faciliteren (McNabb, 2010). Standaard wordt persoonlijke één op één zorg vanaf vroeg in de zwangerschap, de z.g. caseload verloskunde geboden. Dat is daar de basisvorm voor alle zorg door verloskundigen. Overigens kan centuring pregnancy daarbij wel een positieve rol spelen.

Wat is er op tegen als iedere vrouw in ieder echelon in ons land standaard haar eigen verloskundige treft tijdens de zwangerschap en daar een relatie mee opbouwt? Kost wat extra planning en tijd, omdat bij relatieopbouw en onderhoud gesprekken langer gaan duren. Ook part-time werkende verloskundigen kunnen zo relaties met vrouwen opbouwen door creatieve planning. De investeringen in planning en tijd betalen zich terug in meer spontane bevallingen en meer tevreden vrouwen. Voor een wat lagere caseload is het ‘zo ie zo’ tijd. Een goed begin van oude wijn in nieuwe zakken …..

Goed collega, dit is maar een los voorstelletje. Om tot echt betere vormen van begeleiding van zwangere en barende vrouwen te komen is eerst het weloverwogen beantwoorden van kernvragen nodig; ‘Wat en wie ben ik als verloskundige en wat voor model past bij mij en mijn vak?’; ‘Wat versta ik onder een fysiologische zwangerschap, bevalling en kraambed?’; ‘Wat is medicalisering in mijn perspectief en hoeveel medicalisering sta ik mijzelf en de groep waarin ik werk toe, in relatie met de WHO aanbevelingen?’; ‘Hoe pakken ik en mijn team/praktijk medicalisering praktisch aan?’; ‘In welke mate praten vrouwen mee in mijn team/praktijk en heeft de mening van vrouwen invloed op mijn aanpak en beleid?’; ‘Wat zijn mijn streefcijfers en wat zijn mijn uitkomsten? Aantallen spontane bevallingen, epi’s en andere interventies, verwijzingen enz.’; en ‘Hoe groot is het welbevinden van moeder en kind objectief gemeten vanuit het perspectief van de vrouw zelf in mijn zorggroep/team of praktijk?’

Terug naar af en opnieuw beginnen met de beproefde eeuwenoude methode van vroedvrouwen in een nieuw jasje. Nu de KNOV signaleert dat de keuze voor integrale zorg niet juist was, kan een U turn gemaakt worden. Niemand zal het de KNOV kwalijk nemen dat ze een fout maakten, immers wij allen maken fouten en nemen net zo vaak als zij opportunistische besluiten. Beter ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald!

Oude wijn in nieuwe zakken is het langzaam evidence based invoeren van het vroedvrouwen model van zorg in ons land dat zich voegt naast de medische zorg van specialisten en in de kliniek complementair zal werken. In de kliniek kan de continuïteit van zorg uit het model, ‘iedere vrouw haar eigen verloskundige’ die verbetering teweeg brengen die we theoretisch zouden mogen verwachten van klinisch werkende verloskundigen welke normaal baren nastreven. In de huispraktijk zullen de aantallen verwijzingen drastisch gaan dalen.


Dus waar liggen de kansen en hoe kan de KNOV u ondersteunen? De KNOV heeft ondanks alles nu een geweldige kans. Ze kan verloskundigen en vrouwen tegemoet komen door het vroedvrouwen model van zorg te promoten en het model behoedzaam (evidence based) en in samenspraak met vrouwen in te voeren. Inderdaad een lagere caseload hoort daarbij. Deze positieve uitdaging zal inspanning vragen, maar plezier en welzijn opleveren voor professionals en vrouwen op de korte termijn en in de verre toekomst.


 

Literatuur

Downe, S. (Redactie). (2008). Normal childbirth: evidence and debate. Oxford: Churchill Livingstone.
Fontein, Y. (2008). Minder is meer. De kracht van solo- en duopraktijken in Nederland. Tijdschrift voor verloskundigen. Vol.12:23-29.
ICM. (2014). The Philosofy and Model of Midwifery Care. Core document. http://www.internationalmidwives.org/Documentation/Coredocuments/tabid/322/Default.aspx.
KNOV. (2011). Missie en visie. http://www.knov.nl/knov/waar-staan-wij-voor/missie-en-visie/.
KNOV. (2014). Nieuwsbrief 16 januari 2014. ‘Turbulente tijden in de geboortezorg’.
Keijzer, Gré., Oudshoorn, Tine. (2009). Tien Top Tips voor normaal bevallen. Tijdschrift voor verloskundigen. Vol.34:(1):142-3. http://vvah.artsennet.nl/Nieuws/Artikel/Tien-TOP-Tips-NORMAAL-BEVALLEN-HAPPY-BIRTH.htm
NVOG. (2011). Integrale verloskundige zorg in Nederland. Een stap verder.
McNabb, M. (2010). An educational, research module for experienced midwives to utilise recent neuro-bio-social research findings on maternal-fetal, neonatal and paternal adaptations to the fertile cycle, with the aim of reducing perinatal mortality and morbidity in term infants ( module is in use in Hong Kong and the UK).  
McNabb, M., Oudshoorn, C. (2011). Moves to transform midwifery. AIMS Journal. Vol:23:(3):19-21.
Neef de, T., Franx,  A ., Wouters, M.G.A.J. (2011). Wat ons opviel in de LVR2. Vrijheid van handelen. Nederlands Tijdschrift voor Obstetrie & Gynaecologie. Vol.124:474–76.
CVZ. (2003). Verloskundig Vademecum 2003.  Amstelveen: College voor zorgverzekeringen.
WHO, World Health Organization. (1996). Care in normal Birth: a practical guide. Maternal and newborn health/safe motherhood unit, family and reproductive health. WHO1211.WHO: Geneve.